Raadsbijdrage 2 november "woonboot Annemarij"

woonbootmaandag 06 november 2006 22:00

Raadsvergadering over woonboot “Annemarij” loopt uit op (politiek) drama.
Afgelopen donderdag 2 november stond als meest aandachttrekkende onderwerp de beslissing van B&W m.b.t. het niet aanwijzen van een ligplaats voor de Annemarij op de agenda. De geschiedenis van de woonboot is blijkbaar voor zóveel interpretaties vatbaar dat iedere betrokkene inmiddels zijn eigen verhaal heeft.


Zelfs op juridisch gebied zijn er twee verhalen.
Een civielrechtelijk vonnis stelt dat de gemeente op grond van een door de rechter als overeenkomst aangemerkte afspraak tussen de gemeente en de eigenares, wijlen mevrouw Pronk, van de Annemarij, het recht heeft de woonboot te (laten) verwijderen van de ligplaats die de woonboot nú inneemt. Aan de uitvoering van dát vonnis is B&W, daartoe volledig bevoegd, reeds begonnen door het opleggen van een dwangsom en het beslag laten leggen op de boot.
Het argument van de gemeente tegen het laten liggen van de boot is gelegen in de, gerechtelijk erkende, afspraak met wijlen mevrouw Pronk en vindt zijn redenen in de sfeer van bestemmingsplannen.
Aan de andere kant ligt er echter een bestuursrechtelijke uitspraak die stelt dat de woonboot op basis van overgangsrecht mag liggen waar die ligt.
Deze hoogjuridische zeer gecompliceerde affaire heeft echter ook een menselijke kant, die de laatste tijd in allerlei vormen, met alle (begrijpelijke) emoties van dien, aandacht heeft gekregen.
Partijen in deze affaire stonden en staan op onwrikbare posities lijnrecht tegenover elkaar. Pogingen, ook van leden uit de breedte van de gemeenteraad, om te bemiddelen liepen in een eerder stadium op niets uit. Direct contact tussen de partijen bleek een menselijk onmogelijke opgave geworden te zijn.
Donderdag moest de raad zich officieel over deze zaak buigen, vanwege het in de eerste alinea genoemde agendapunt.
De vergadering kende golven van diepe emoties waarbij de zaken nauwelijks in de hand gehouden konden worden.
Er tekende zich naast dramatiek rond het onderwerp waarover het ging nog een andere dramatiek af: een bittere confrontatie tussen raadsleden onderling en die tussen leden van de oppositiepartijen en het college.
Dat de oppositiepartijen het niet eens waren met het niet aanwijzen van een ligplaats was hun goed recht uiteraard. Dat de motie die ze indienden opriep om een nieuwe bestuursrechtelijke procedure af te wachten alvorens het vonnis uit de civielrechtelijke procedure finaal uit te voeren was uiteraard ook volkomen “legitiem”. Dat de oppositieleider in dezen, de heer van Houcke, uitermate teleurgesteld was over het feit dat de coalitiepartijen, die in eerste instantie bij de voorbereiding van “zijn” motie betrokken waren en daar positief tegenover stonden, hun mening en hun steun ingetrokken hadden is volkomen begrijpelijk.
Echter, dát de coalitiepartijen in de aanloop naar de raadsvergadering hun mening bijgesteld hadden is óók legitiem.
De reden van die meningsverandering lag in de non-oplossing van de motie. Want zélfs al zou de bestuursrechter herhalen wat reeds bekend ís, namelijk dat er bestuursrechtelijk geen bezwaar kan zijn tegen de ligplaats en dat de gemeente in ieder geval verplicht is een ligplaats aan te wijzen, dan nóg zou de gemeente, ook na tweeënhalf jaar het civielrechtelijke vonnis uit kunnen voeren en dan nóg zou de gemeente Ridderkerk kunnen aanvoeren dat ze niet in stáát is een ligplaats aan te wijzen.
Bovendien zou het college, in juridische zijn met het volste recht, op basis van de civielrechtelijke uitspraak de genoemde motie naast zich neer kunnen leggen en volgens het geplande tijdschema dat vonnis ten uitvoer kunnen brengen.
Het is goed om daarbij op te merken dat er ook dán dus geen sprake is van ongeoorloofd overheidsoptreden. Heel voorzichtig zou je kunnen zeggen dat handhavend optreden van de overheid iets is waar de hele bevolking naar snakt.
Echter, ook voor de coalitiepartijen was het duidelijk dat het geen pas geeft om weliswaar met een vonnis in de hand, ondanks de opgelaaide emoties en ondanks het achterwege blijven van een normaalmenselijke communicatie onverminderd door te gaan met het opvoeren van de escalatie door doortastend uitvoering te geven áán het vonnis.
Vanuit die optiek pleitten de coalitiepartijen er in een motie voor om alle handelingen die uitvoering van het civielrechtelijke vonnis beogen voor 6 maanden op te schorten en bovendien de opgelegde en inmiddels tot het maximum opgelopen dwangsom van € 50.000 niet (en nooit meer) te innen. Verder roept de motie het college op om de ontstane tijdsruimte te gebruiken om een poging te doen écht in gesprek te komen met de erfgenamen van mevrouw Pronk om tot overeenstemming te komen. De coalitiepartijen lieten in hun mondelinge toelichting blijken dat wat hen betreft alle, ook onconventionele, oplossingen op tafel mochten komen.
Zou het zo zijn dat alle pogingen om een oplossing te vinden op niets uit zouden lopen, dan roept de motie op om een redelijke waardebepaling van de boot plaats te laten vinden (dat werd bedoeld met de term verwachte executoriale waarde) en de boot voor die prijs over te nemen van de familie.
In de bestaande, verziekte verhoudingen tussen overheid en onderdanen leek ons dat de beste oplossingsrichting. Ten eerste erkent de motie dat de onwrikbare standpunten en daaruit voortvloeiende non-communicatie de zaak verergerd hebben. Ten tweede voorkomt de motie dat de familie onevenredige financiële schade oploopt door deze onverkwikkelijke affaire. Ten derde laat deze motie zien dat ook coalitiepartijen kritisch kunnen kijken naar het doen en (na)laten van het college.
Het voordeel van een motie van coalitiepartijen is dat die normaalgesproken een meerderheid heeft. We zijn benieuwd hoe het college deze ook voor hen zeer ingewikkelde en emotionele zaak, met bewuste uitschakeling van het wellicht onbewust aanwezige prestigeachtige “ik heb altijd gelijk” principe gaat oplossen. Daarbij hopen we dat ook de betrokken familie zich niet meer laat leiden door onbeheerste emotiegolven en serieus werk maakt om, ondanks gekwetste gevoelens en begrijpelijke innerlijke weerstanden, écht te gaan communiceren met hun “tegenstanders”.

Helaas is het zo dat de oppositie, die van het college een beweging uit de onwrikbare positie vandaan vroeg, zélf alle moeite deed om de atmosfeer verder te verharden, uitmondend in een heuse motie van wantrouwen. Nog niet eens een motie van afkeuring (dát zou al bedenkelijk geweest zijn), maar gewoon het zwaarste middel, een motie van wantrouwen. Zéér teleurstellend en uitermate contraproductief.

Wij hopen dat er een wonder gebeurt en dat menselijke warmte de ijzingwekkende sfeer doet ontdooien!

Leo Plaisier

« Terug

Reacties op 'Raadsbijdrage 2 november "woonboot Annemarij"'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.